23.10.08

Weet jij nog waar de juf het over heeft? Omgaan met grote verschillen tijdens de taalles.

Door Albert Rouschop en Jos Cöp

Geen kind is hetzelfde, geen leerkracht is hetzelfde en ook geen school is hetzelfde. Dat maakt het geven van taalonderwijs tot een uitdaging. Zeker als het gaat om het werken in combinatiegroepen, stamgroepen of groepen in het speciaal (basis) onderwijs, waarbij grote verschillen tussen kinderen wat betreft niveau, leesvaardigheid en werkhouding een gegeven zijn. Al snel dreigt de situatie in de klas of onorganiseerbaar of weinig doelgericht te worden. Dit heeft te maken met het verband tussen het aantal niveaus en de mate waarin het mogelijk is om het onderwijs aan te bieden vanuit leerdoelen. Teveel niveaus betekent dat er automatisch per niveau minder instructie- en begeleidingstijd van de leerkracht overblijft. Ook een leerkracht heeft namelijk maar twee handen. Het gevolg is dat de noodzakelijke instructie gaat ontbreken en de leerlingen steeds meer alleen maar oefeningen maken. Oefeningen die vaak onder hun niveau liggen, want dan kunnen ze zonder hulp aan de slag. In feite staat dan niet meer het leerdoel maar het zorgen dat iedereen bezig is centraal. Helaas garandeert dit op geen enkele manier dat er sprake is van leren.

Flexibele instructiemogelijkheden
Doelgericht en haalbaar taalonderwijs betekent dat de taalmethode flexibel moet zijn als het gaat om het aanbieden van instructie. Op verschillende manieren, al of niet gekoppeld aan een leerkracht. Te denken valt aan de volgende instructiemogelijkheden:
- uitleg door de leerkracht;
- uitleg door medeleerlingen op basis van instructiemomenten in het taalboek en uitlegkaarten;
- zelf de uitleg lezen in het taalboek of op de uitlegkaarten;
- woordenschatinstructie met behulp van de woordenhulp op de computer;
- spellinginstructie met behulp van de digitale uitlegkaarten op de computer;
- spellinginstructie met behulp van mp4-speler of iPod.

Deze variëteit aan instructievormen maakt het mogelijk om ook instructie te bieden op het moment dat het organisatorisch voor de leerkracht niet haalbaar is. Een belangrijke voorwaarde daarbij is dat de instructie beschreven staat in het leerlingmateriaal. Dit betekent namelijk dat de leerlingen die het leesniveau en de werkhouding hebben om de uitleg zelf tot zich te nemen niet geremd worden doordat de instructie is weggestopt in de voor hen onbereikbare kolommen van de leerkrachthandleiding.

Organisatiemodellen
Een grote verscheidenheid aan instructievormen biedt flexibiliteit. Maar uiteindelijk zal er altijd een organisatievorm moeten zijn waarin het geven van uitleg en begeleiding haalbaar is. Afhankelijk van de specifieke schoolsituatie, kan daarbij gewerkt worden op basis van een organisatiemodel.

Het jaargroepmodel
Het organiseren van een taalles is het minst gecompliceerd in een enkelvoudige groep waarin de verschillen tussen leerlingen beperkt zijn. Bij een flexible taalmethode moet een leerkracht er voor kunnen kiezen om alle kinderen die zelfstandig de leerdoelen kunnen bereiken individueel of samenwerkend aan de slag te laten gaan. Ook zij krijgen instructie, maar in een vorm waarin zij deze zelf lezen. Mocht uiteindelijk blijken dat een aantal van deze kinderen de doelen toch niet weet te bereiken, dan zijn de herhalingstaken na de toets bedoeld om ze uiteindelijk alsnog op het vereiste niveau te krijgen.
De overige kinderen krijgen instructie van de leerkracht en gaan daarna zelfstandig verder. In een plaatje ziet deze werkwijze er als volgt uit:


Het combinatiegroepmodel
Als de verschillen te groot zijn om het onderwijs aan te bieden vanuit het programma van één jaargroep, dan is er het combinatiegroepmodel. Ook hierbij gaan alle kinderen die zonder hulp de doelen kunnen bereiken zelfstandig aan de slag, ongeacht de jaargroep waarin ze zitten.
De leerkracht richt zich met name op de kinderen die wel begeleiding nodig hebben. In een plaatje ziet dat er als volgt uit:


Om de begeleiding van twee jaargroepen te kunnen combineren, is het wel belangrijk om met een aantal zaken rekening te houden. Zo is het bij een flexibele taalmethode mogelijk om binnen het weekprogramma van iedere jaargroep te schuiven met de volgorde van de lessen. Hierdoor kan ervoor gezorgd worden dat een instructie-intensieve les bij de ene jaargroep gecombineerd wordt met een minder instructie-intensieve les bij de andere jaargroep. Ook moet ervoor gezorgd worden dat er niet tegelijkertijd aan beide groepen instructie gegeven hoeft te worden. Dit kan door de minst instructie-intensieve les meteen te laten beginnen met de uitleg. Deze kinderen gaan daarna aan de slag met de overige lesfasen. De kinderen uit de andere jaargroep starten gewoon met de lesfase ‘introductie'. Daarna gaat de leerkracht hen instructie geven. Het is overigens geen probleem als enkele van deze kinderen al zelfstandig aan de lesfase ‘uitleg’ zijn begonnen. Op het moment dat de leerkracht beschikbaar is, vindt het interactieve moment plaats.

Het flexibele begeleidingsmodel
De verschillen tussen kinderen in een groep kunnen zo groot zijn dat er niet meer aan tegemoet gekomen kan worden met behulp van het combinatiegroepmodel. Organisatorisch werkt het dan niet meer omdat er binnen de verschillende groepen zelf weer te grote verschillen ontstaan. Als dit het geval is, dan is het aan te raden om te werken volgens een model dat uitgaat van flexibele begeleiding.
Ook bij dit model is het zo dat alle leerlingen die de doelen zelfstandig kunnen bereiken, ongeacht hun jaargroep, zelfstandig aan de slag gaan. De overige kinderen gaan ook zo veel mogelijk zelfstandig aan het werk, maar voor hen worden aanvullende instructie- en begeleidingsmogelijkheden georganiseerd. Dit kan neerkomen op ondersteuning door de leerkracht, maar ook kan gedacht worden aan hulp van een medeleerling of klassenassistent, instructiemogelijkheden door te werken met de computer (zoals in de computerprogramma’s bij de onderdelen spelling en woordenschat) of uitleg bij spelling met een mp4-speler. In een plaatje ziet dit model er als volgt uit:


Ook bij het werken volgens dit model is het belangrijk om de verschillende groepen die begeleid worden niet allemaal tegelijkertijd aan instructie-intensieve lessen te laten werken. Verder is het belangrijk om de verschillende taalonderdelen te prioriteren wat betreft het bieden van begeleiding. Zo is het bij de onderdelen woordenschatontwikkeling en taalbeschouwing (met name de grammatica) belangrijker om leerlingen op niveau instructie te geven dan bij deelgebieden als spreken-luisteren en schrijven. Het advies is om bij deze deelgebieden jaargroepen samen te pakken en gezamenlijk te werken vanuit één jaargroepdeel. Anders wordt ook het werken volgens dit model organisatorisch onhaalbaar.

Een flexibele taalmethode kan dus op verschillende manieren aangeboden worden. Met behoud van de instructie die noodzakelijk is en in een organisatievorm die haalbaar blijft. De specifieke schoolsituatie zal daarbij bepalen wat de meest geschikte manier van werken is. De hierboven beschreven modellen kunnen een hulpmiddel zijn om keuzes te maken. Waar het allemaal toe moet leiden is duidelijk: onderwijs dat afgestemd is de individuele onderwijsbehoeften van kinderen. Daar waar het leren begint!

Albert Rouschop werkt als adjunct directeur op een school voor speciaal onderwijs.