6.2.07

Hoe succesvol zijn grootschalige onderwijsvernieuwingen?

Niet, helemaal niet.

Een onthutsende conclusie na tientallen jaren met grootschalige mammoet-operaties die uiteindelijk van iedere ambitie ontdaan of teruggedraaid werden. Na heel veel inspanningen, forse investeringen, tomeloze inzet en dito frustraties leverden ze niet of nauwelijks wat op. Dit is, in navolging van de onderwijsraad, ook het parlement niet ontgaan en nu staat er dus een breed gedragen onderzoek voor de deur. Het werd tijd. Maar waar gaat het eigenlijk mis? Een snelle analyse gericht op het primair onderwijs.

Vernieuwen is nooit een doel op zich. Er is een probleem dat opgelost moet worden en de vernieuwing is hierop het antwoord. Alle betrokkenen hebben last van het probleem, zien de noodzaak en zijn, door dit gedeelde belang, bereid om de schouders eronder te zetten. Persoonlijk of via hun belangenorganisaties. De belangrijkste voorwaarden voor succesvolle innovatie zijn dus: een probleem, een oplossing, een noodzaak en een gedeeld belang.

Hoe anders gaat het in het onderwijs, waar al decennia lang een eenzijdige vernieuwingsdrift te zien is die niet gebaseerd is op een duidelijke en gedeelde probleemstelling. Natuurlijk is het zo dat er van tijd tot tijd artikelen op de voorpagina's van kranten verschijnen waaruit zou moeten blijken dat kinderen in Nederland onvoldoende leren. Maar dit zijn de aandachttrekkende incidenten, die verhullen dat het basisonderwijs in Nederland al heel lang heel goed is. Iets dat internationaal onderzoek periodiek opnieuw aantoont. Als er al iets mis zou zijn, dan komt dit in de verste verte niet in de buurt van iets dat gemeenschappelijk wordt beleefd.

Een belangrijk kenmerk van het basisonderwijs in Nederland is wel de enorme regeldrift van de overheid. Dit begon in de jaren zeventig toen het gelijkheidsstreven werd gecombineerd met het grenzeloze optimisme inzake de maakbaarheid van de samenleving. Al snel leidde dit tot een ondersteuningsinfrastructuur (waaronder schoolbegeleidingsdiensten en pedagosche centra) die zijn weerga niet kende. Deskundigen, die overigens zelf maar zelfden of nooit achter de klasdeur kwamen, gingen naar de scholen en alles zou goedkomen. Hiermee werd het centrum van de vernieuwing steeds verder van de klas afgelegd, verdween langzamerhand het gedeelde belang en groeide de weerstand bij de man en vrouw voor de klas.

Gelukkig wordt deze historische misstap momenteel rechtgezet. Ondersteuningsinstellingen moeten hun eigen broek op gaan houden en worden niet meer direct uit overheidsmiddelen betaald. In die zin komt de onderwijsinnovatie, mede door het dereguleringsbeleid van de overheid weer dichter bij de klas te liggen. De leerkracht krijgt zijn vak terug.

Veranderingen achter de klasdeur worden nu weer oplossingen voor beleefde problemen in plaats van opgelegde schijnoplossingen. De initiatieven zullen kleinschaliger, flexibeler en praktischer zijn. Fantastisch. En de slotconclusie: de grootschalige verniewingen zijn failliet. Wat niet werkt moet je ook niet koesteren.

5.2.07

In iedere klas een digitaal schoolbord?

Ja, beslist. Al zal het nog wel even duren voor het een feit is.

We hebben er even op moeten wachten, maar het komt er nu toch echt aan: het digitale schoolbord. Weg krijt, weg borstel, weg stof, weg stoffig imago. Twintig jaar ict-vernieuwing in het onderwijs zullen verbleken bij wat het digitaal schoolbord aan toegevoegde waarde kan gaan brengen. Dat was overigens ook niet zo moeilijk, want de introductie van de personal computers in het onderwijs was en is nog steeds een moeizame zaak. Meer dan een computertje of drie zie je zelden in de gemiddelde basisschoolklas. Eindelijk gaat de techniek zich aanpassen aan de praktijk. De techniek vertelt de leerkracht niet langer dat de klas anders georganiseerd moet worden, maar gaat aansluiten bij de alledaagse werkelijkheid in de klas. Of anders gezegd: inidvidualiseren is niet meer het uitgangspunt en interactief klassikaal onderwijs mag weer.

Toch zit er ook een behoorlijk gevaar aan de huidige ontwikkelingen inzake het digitale schoolbord. Veel inspanningen om in iedere klas een dergelijk bord te plaatsen, gaan namelijk uit van een historisch achterhaald uitgangspunt, namelijk dat de leerkracht zijn lessen wel bij elkaar zal gaan grabbelen. Al surfend op het internet bijvoorbeeld.
De afgelopen decennia is aangetoond dat deze manier van construeren van onderwijs enorme beperkingen heeft. Het kost onverantwoord veel tijd en vraagt om topleerkrachten op alle fronten. Dat moeten we dus niet willen. Niet voor niets wordt 85 procent van de lessen in het basisonderwijs aangeboden vanuit een methode. Het wachten is dus op de nieuwe generatie methoden. Methoden voor het digitale schoolbord. Ze zullen er komen en sneller dan iedereen verwacht.

Is klassikaal onderwijs vies?

Je zou het bijna denken.

Maar niets is minder waar. Klassikaal onderwijs is geen tragische vergissing die de onderwijsdenkers in de loop der jaren hebben gemaakt. Het is een verworvenheid die in extreme mate bijgedragen heeft aan de huidige kwaliteit van het Nederlandse onderwijssysteem. Jammer dat het zo vaak anders gezien wordt.

Voordat in 1806 het klassikaal onderwijs gemeengoed ging worden, was er in Nederland sprake van hoofdelijk onderwijs. Ieder ‘hoofd’ leerde daarbij in eigen tempo en meldde zich van tijd tot tijd moederziel alleen bij de lessenaar van de onderwijzer. Mede door de enorm grote klassen en de gebrekkige materiële voorzieningen was deze organisatievorm van het onderwijs weinig succesvol. Om daadwerkelijk tot een verbetering te komen, bleek het essentieel om het onderwijs nadrukkelijker te organiseren rond een actief optredende leerkracht. Het klassikale onderwijssysteem was geboren.

Is klassikaal onderwijs ideaal? Nee, om de simpele reden dat een organisatievorm waarin onderwijs wordt aangeboden nooit ideaal kan zijn. Altijd zijn er voordelen en nadelen. Net als bij het kiezen van een woonplaats, het bepalen van een vervolgstudie en het selecteren van je schoonmoeder. Het grote voordeel van klassikaal onderwijs is wel dat een groot aantal leerlingen tegelijkertijd kan profiteren van uitleg, begeleiding en andere vormen van ondersteuning van een leerkracht. Iets dat in een situatie waarin kinderen alleen maar zelfstandig leerstof doorwerken maar beperkt het geval kan zijn.

Maar ook klassikaal onderwijs kent zijn uitwassen. Het kan verworden tot een schouwspel waarbij de leerkracht zich te pletter praat, zonder in de gaten te hebben dat de leerlingen reeds in het begin van zijn monoloog de betrokkenheid verloren en afhaakten. De opbrengst van de leeractiviteit is dan om precies te zijn nul. Niet meer en niet minder.

De kern van een effectieve organisatievorm in de klas is nauw verbonden met het woord actief. Actief leren om precies te zijn. En hoe leren kinderen actief? Daarin zijn belangrijke verschillen waar te nemen. Sommige kinderen doen dit door vooral zelfstandig te leren, terwijl andere juist gemotiveerd en geprikkeld blijven als ze voortdurend geïnspireerd en begeleid worden door een leerkracht.

Wat betekent dit voor het taalonderwijs en de methoden die hierbinnen gebruikt worden? Dat is eigenlijk heel simpel. Zoek het in de organisatorische veelzijdigheid. Kies voor een methode die zo adaptief in elkaar zit dat de organisatievorm van de lessen afgestemd kan worden op wat de individuele leerlingen nodig hebben. Het moet dus mogelijk zijn om kinderen zelfstandig door de lessen te laten gaan (individueel of samenwerkend met een ander kind), maar exact dezelfde les moet ook begeleid (klassikaal of aan een groepje) aangeboden kan worden. Het bewijs dat het kan, leveren de methoden Taal in beeld en Spelling in beeld.

En wat is het uiteindelijke resultaat? Juist ja, de feitelijke keuze voor organisatievorm waarin de les gegoten zal worden, wordt op de juiste plaats genomen. Dichtbij de kinderen, met kennis van hun sterke en zwakke kanten en rekening houdend met hetgeen de voorbije lessen wel of niet succesvol was. Kortom, de verantwoordelijkheid ligt weer waar ze hoort te liggen, daar waar alle noodzakelijke informatie samenkomt, daar waar het onderwijs een hart krijgt! Inderdaad, bij u, de inspirerende leerkracht.